Tijdens een van mijn bezoekjes aan de kaasboer op de markt viel me een interessant cultuurverschijnsel op: Volendammers houden niet van een doorsnee stevige punt kaas maar prefereren een plat stuk.

Sterker nog, ze staan erop, ze willen niets anders en ze laten het aan de kaasondernemer over wat te doen met alle lastige stukjes en punten die overblijven aan het eind van de zaterdagmiddag. De kaasboer kan er wel mee leven; de Volendammer klant is namelijk voor de rest in het geheel niet lastig, deze wil slechts vlot geholpen worden, verlangt kwaliteit en doet nooit moeilijk over een onsje meer of minder. Meestal wordt het meer, want laten we wel wezen, die kaasboer staat iedere week hard te werken voor zijn boterham en wil ook wel eens wat anders als beleg. 

Zoals het met de royale wekelijkse boodschappen gaat, vergaat het eigenlijk, grofweg beschouwd, met alle zaken die verband houden met de levensbehoeften van de gemiddelde dorpsbewoner. Overdrijven is een eigenschap die tot cultus is verworden, liever je half dood werken dan gebrek lijden. Liever mee verlegen dan om verlegen en beter twintig flippen teveel gehamsterd met Kerst en Kermis dan op een ouwebakken plakkie bol te moeten kauwen. De uitdrukking ‘Less is more’ is zeker weten niet door een Volendammer bedacht. Integendeel: wij houden in ons welvarende dorp van veel, vaak en lekker genieten want we leven toch maar ene keer en we werken er toch potdomme allemaal hard genoeg voor.

En hoewel ik me als Bourgondisch, katholiek opgevoed persoon wel in zekere mate kan vinden in deze levensfilosofie, bekruipt me toch steeds vaker een ongemakkelijk gevoel. Zijn we elkaar, naast het uitroepen van allerlei superlatieven zoals ‘super’ ‘top’ ‘gaalgezellig’ ‘allerjezus mooi’ niet tegelijkertijd een beetje gek aan het maken? Corrigeer me vooral als ik er naast zit, maar raken we niet steeds meer verstrikt in dat keurslijf van ‘Moekoakèh’? Worden we niet teveel geleefd door het idee dat we maar één keer zouden leven en dat we in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk moeten consumeren en uit dit leven moeten halen wat er in zit?

In de eerste dagen van het nieuwe jaar zijn we vaak nog verzadigd van het oude jaar en vol goede voornemens om de zaken eens anders aan te pakken. We roepen elkaar hoopvol en oprecht de beste wensen toe, maar zakken al te gauw weer terug in oude, vastgeroeste gewoontes en patronen. In een gemeenschap waarin materialisme zowaar tot deugd is verheven, zal de meerderheid mijn nieuwjaarsboodschap niet echt kunnen waarderen of begrijpen. Toch durf  ik deze aan het papier toe te vertrouwen in de wetenschap dat ik niet alleen sta in mijn twijfel en zorgen.

Dus bij deze: ik wens al mijn medeburgers een beetje minder gepieker, minder verspilling en winstbejag, minder drank, drugs en doemdenken. Minder uiterlijk vertoon, minder bouwdrift, snoeverij, hebzucht en minder auto’s en bussen over de Dijk. En tegelijkertijd wens ik in één adem een ieder een beetje meer ingetogenheid, bewustzijn, duurzaamheid en gezond verstand, betrokkenheid, verantwoordelijkheidsgevoel en last but not least: tevredenheid.

 

Gudy, het Groentje van GroenLinks