Afgelopen donderdag vond de eerste raadsvergadering plaats na een lange periode met een college van Burgemeester en Wethouders in demissionaire staat. De coalitieonderhandelingen hadden tweeënhalve maand geduurd, waarbij de VVD, de winnaar van de meeste zetels, voortijdig was afgehaakt omdat ze geen heil zag in een samenwerking met VD’80 en de PvdA. Tot nog toe weet niemand eigenlijk het fijne van wat zich toen heeft afgespeeld in de achterkamertjes.

Wat was nu precies de reden voor de mensen van de VVD om het bijltje er zo gauw bij neer te gooien? Sommige lieden beweren dat zij hun hand hebben overspeeld, het zou om machtsstrijd gaan, welke partij zou de belangrijkste portefeuilles en de meeste wethouders krijgen? Anderen waren er van overtuigd dat de aankoop van de HHNK-panden, een speerpunt voor de VVD tijdens de verkiezingen, nu een breekpunt was gebleken. Een breekpunt, breek me de bek niet open. Iedereen praat tegenwoordig maar over breekpunten, één van de nieuwe woorden uit het politieke jargon, net als ‘prematuur’ en ‘voortschrijdende inzichten’, waarop hele kabinetten kunnen vallen en waardoor coalities eindeloos duizelingwekkende vormen kunnen aannemen.

Maar ik dwaal af, even terug naar donderdagavond. Het had eigenlijk een feestelijk getinte vergadering moeten worden met bloemen en lovende woorden voor de nieuwe en vertrekkende wethouders. Met plechtig gezworen eden en beloftes van de verse raadsleden waarvan sommige, in de stijl van Heintje Davids, afscheid blijven nemen en met dezelfde vaart weer terugkeren in de raad. In de pauze was er taart van de nieuwe coalitie die er duidelijk zin in had en met opgestroopte mouwen haast had om aan de aangenomen klus te beginnen.

De oppositie echter was ook duidelijk met een schone lei begonnen en had haar huiswerk ijverig voorbereid. Iedereen kon het op zijn klompen aanvoelen: dit kon nog wel eens een latertje worden. Omstreeks half twaalf, na moeizame bespreekrondes en na alle formaliteiten rond komende en gaande bestuurders, was dan eindelijk het moment aangebroken waarop het coalitieakkoord gepresenteerd kon worden. Het nieuwbakken college had het natuurlijk kunnen verwachten: de oppositie was niet echt blij met enkele belangrijke uitgangs- en actiepunten en dan druk ik me nog mild uit.

Bijvoorbeeld dat heikele punt over het wel, misschien, gedeeltelijk of absoluut niet aankopen van de panden aan de Schepenmakersdijk. Zelden zag ik een soortgelijk staaltje van vakkundig om de hete brij heen draaien. GroenLinks diende voortvarend een motie in, mede ondertekend door de VVD, met als doel het al in maart ingediende initiatiefvoorstel van wijlen Recht door Zee onder aandacht te brengen van het nieuwe college. Het college van VD80, CDA en PvdA (deze laatste partij was in de race naar het pluche trouwens nog een overtuigd voorstander van aankoop, maar dat even terzijde...) dat dit voorstel liever in een stoffig hoekje van de onderste bureaula had gezien en heimelijk dacht: “als we er niet meer over praten, verdwijnt het vanzelf van de agenda”.

Ik zat op het puntje van mijn stoel bij het aanschouwen van dit politieke strijdtoneel. Eén van de gehoorde frases van die avond wil ik u niet onthouden. Iemand verzuchtte op een gegeven moment dat “het nu eenmaal is zoals het is en dat we het daarmee moeten doen”. Die zin heb ik later uit de mond van twee andere, minder gebekte sprekers terug gehoord. Tsjongejonge, zo ken ik er ook nog wel een paar. Wat dacht u van: ‘niets is wat het lijkt’ of ‘zoals de wind waait, waait mijn rokje’.

Wanneer mijn moeder de lastige levensvragen van haar opgroeiende kinderen beu was en eigenlijk geen zinnig antwoord meer wist te geven, riep ze steevast: ‘Arabiereballe’ of ‘Natte biene van de dorst’. Wij stonden dan geheid en verward met onze mond vol tanden. Wat moest je hier nou nog tegen in brengen? Ik denk dat ik alvast maar een paar soortgelijke one-liners ga bedenken voor mijn toekomstige optreden in de raadszaal.

 

Gudy, het Groentje van GroenLinks