In de maanden voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen wordt de NIVO met de week dikker en dikker. Het lijkt wel of iedere deelnemende partij, naarmate de datum van stemmen nadert, zenuwachtiger wordt en de dringende behoefte voelt om het eigen imago op te poetsen en zoveel mogelijk sympathie te winnen.

Kosten nog moeite worden gespaard en paginagroot lachen de kandidaten de lezers toe. De nieuwelingen nog wat onwennig in de camera kijkend en de ouwe getrouwen fier en zelfverzekerd, de schouders recht en het beginnende buikje ingetrokken.

GroenLinks, een kleine oppositiepartij die niet bijzonder veel in de melk te brokkelen heeft, wordt er warempel (prachtig hè, die ouderwetse woorden, worden vanzelf weer hip, let op mijn woorden) een beetje beduusd van. Jeetje, als wij nog enigszins serieus genomen willen worden door het stemmend publiek, dan mogen wij ook wel als de wiedeweerga een fotograaf in de arm nemen en een fotoshoot gaan organiseren. Zo gezegd, zo gedaan en met een behoorlijke afvaardiging van onze kandidatenlijst én een echte fotoman met statief trokken we afgelopen zaterdag de Oude Kom van Volendam in. In dit gezelschap bevonden zich ook twee heuse Edammers en twee halve jassen, nummer 1 en 3 op de lijst. De ene woont haar hele volwassen leven al ‘op’ Volendam door haar huwelijk met een Volendammer visboer en de ander is in het dorp geboren en getogen maar blijft door haar achternaam plagend doch steevast ‘vreumde lui’ genoemd worden. Maakt niet uit, is niet erg, we zijn allemaal volwassen en kunnen wel tegen een geintje.

Zo lachen wij als Volendammers altijd graag en luid om de Edammer kaaskoppenmentaliteit en andersom grinniken onze stadse buren in hun vuistje om die luidruchtige en overdreven cultuurbarbaren achter de dijk. Zo leven we al eeuwen in vreedzame coëxistentie behoorlijk broederlijk in één gemeente naast elkaar met het Edammer padje als corridor ertussen. Met de jaarlijkse kermissen zoeken we elkaar gezellig op waarbij de Edammer horeca een zucht van verlichting slaakt om het gat in de Volendammer handen. Over en weer wordt er voorzichtig gevrijd en zelfs met elkaar getrouwd en soms ben je fietsend sneller in Edam dan in één van de buitenwijken van Volendam.

Dus mensen: waar hebben we het over en waar komen nu eigenlijk die recente verhalen van ‘kommenstrijd’ en ‘volksvetes’ vandaan? Worden die verhalen wellicht gevoed door bepaalde lieden die daar een soort van politiek voordeel uit denken te kunnen slaan? Uitgaande van de insinuaties in sommige artikelen in de NIVO, zou je bijna geloven dat het heiligschennis is zelfs maar te overwegen om de panden aan de Schepenmakersdijk aan te kopen voor gemeentelijke huisvesting.

En zo’n bizar voorstel is dat natuurlijk niet: het behoud van een cultuurhistorisch monument binnen onze gemeente voor een meer dan redelijke prijs én onderdak voor een gedeelte van de gemeentelijke ambtenaren. Voor sommige oerknoerten, die het verdwijnen van het Derde Klaphek nooit hebben kunnen verwerken, is deze mogelijkheid echter even flink slikken. Want…de panden waar we het over hebben staan wél in Edam en niet in de Parel aan de Zuiderzee. Maar dan zeg ik op mijn beurt dat het nu toch zo langzamerhand wel tijd wordt om af te rekenen met dat eeuwenlange, hardnekkige minderwaardigheidsgevoel. Het kleine, arme vissersdorp van vroeger heeft zich toch al ruim voldoende bewezen op allerlei gebied? Waarom zouden we als inwoners van dezelfde gemeente en als raadsleden uit dezelfde gemeenteraad het elkaar onnodig moeilijk blijven maken? Laten we niet langer volharden in het nemen van onverstandige beslissingen, puur uit sentimentele overwegingen of door onverwerkte betovergrootmoedertrauma’s. Zoals in dit geval het niet durven aankopen van de panden aan de Schepenmakersdijk.

 

 

 

Gudy, het Groentje van GroenLinks