Dat begint bij de erkenning dat er een probleem is. Dat probleem heeft een historie van tientallen jaren. Al in de jaren ‘80 werd gewaarschuwd voor het mestoverschot. We importeren enorme hoeveelheden veevoer en we exporteren vlees en melk, maar de mest blijft hier. Een kind kon inzien dat dat niet door kan gaan. De natuur plukt de wrange vruchten: enorme achteruitgang van de biodiversiteit, geen bloemrijke weilanden meer, verlies van insectensoorten met 50% tot 75%, eentonige weilanden. Het is allemaal overbekend. Het wordt tijd om er eindelijk iets aan te doen.

Helaas denken veel mensen (ook de overheid) dat je het probleem moet oplossen door boeren in de buurt van natuurgebieden uit te kopen. Maar wat gebeurt er met die grond? Gaan we daar industrieterreinen van maken? Dat is een slechte strategie. Je moet de boeren juist meer ruimte geven. Het groene open landschap moet zoveel mogelijk behouden blijven en de boeren zijn de beste beheerders. De ammoniakuitstoot moet terug, niet door de boeren uit te kopen maar door ze te compenseren voor krimp van de veestapel. Minder vee per hectare, meer akkerbouw, minder kunstmest, inzetten op stikstofbindende kruiden en vooral: een eerlijke prijs voor hun producten. Kortom: een transitie naar een natuur-inclusieve landbouw.

De transitie moet samen met de boeren gebeuren. De enige manier om het open landschap van Noord-Holland in stand te houden is te verzekeren dat de boeren een gezonde bedrijfsvoering kunnen hebben. Daarvoor moet ook de milieubeweging een knop omzetten, bijvoorbeeld als het gaat om beheer van de ganzenpopulaties. GroenLinks heeft op 3 maart van dit jaar een discussiebijeenkomst over natuur-inclusieve landbouw georganiseerd in De Oude School in Warder. We willen graag de positieve sfeer die daar heerste voortzetten. Bij de presentatie van het coalitieakkoord op 14 juli hebben we gepleit voor het oprichten van een “Agrarisch Platform” om de krachten te bundelen. Ook de coalitie zit op die lijn. Ontkennen van het probleem helpt niet, we moeten het oplossen.

 

Nico M. van Straalen