Gedurende de halve eeuw die ik alweer in deze wereld heb doorgebracht, heb ik al vele benamingen gehad.

Mijn moeder noemde me vroeger, toen ik nog een klein meisje was, liefkozend ‘Guudanmestuut’ of ‘Gauwe Schat’ of zelfs ‘Beeld van de beeldenbekken’. Mijn vader, in één van zijn zeer zeldzame boze buien heeft wel eens ‘rotmeid’ tegen me gezegd en mijn jongere zusjes durfden heel soms ‘stomme trut’ naar me te roepen.

In mijn schooljaren en in de puberteit kwam daar nog veel meer titulatuur bij, zoals ‘boekenwurm’, ‘lastpak’, ‘gekke meid’ en heel soms ‘lekker wijf’. Maar dat laatste hoorde ik pas van stille aanbidders, die op een schoolreünie met een paar borrels op dan eindelijk na 35 jaar hun destijds verliefde hart bij me kwamen uitstorten. Zo kan een mens in de loop van zijn leven een flink aantal koos,-bij en of scheldnamen vergaren en op sommige verdiende bijnamen ben je trots en andere vind je onterecht en beschamend.

 

Zo word ik sinds mijn activiteiten voor GroenLinks van de ene op de andere dag een ‘Linkse Rakker’ genoemd. Nu hoef ik om die omschrijving niet echt zenuwachtig te worden, want ‘rakker’ betekent volgens de Dikke van Dale gewoon heel onschuldig ‘een ondeugend kind’ en hoe schuldig kan een kind nou zijn? Maar de verbeten manier waarop de mensen, die mij en mijn gelijkgestemden zo noemen, dat doen: met een verontwaardigde, haast boze blik in hun ogen en het schuim bijna om hun lippen. Dát verontrust me en doet me tegelijkertijd afvragen waar die boosheid op en de afkeer van de politiek linksgeoriënteerde burger nu eigenlijk vandaan komt? Maar laten we daar eens een andere keer over filosoferen, eerst moet me iets anders van het hart. Van het ‘groene hartje’ welteverstaan, want sinds vorige week word ik zo aangeduid door ene heer Louter die driftig aan de lopende band hele kladblokken vol pent en deze pennenvruchten zonder enige vorm van zelfcensuur triomfantelijk bij de NIVO inlevert.

 

Nu bestaat in onze democratie gelukkig al een tijdje het recht op de vrijheid van meningsuiting, dus je zou kunnen zeggen dat iedere burger mag roepen en schrijven wat hij wil. Echter, aan dat onaantastbare recht is toch enig voorbehoud gebonden. Je kunt als schrijver of volksomroeper toch in de problemen komen wanneer je, bij het uiten van je mening, smalende woorden gebruikt, aanzet tot haat, gezagsdragers beledigt en leugens verspreidt (laster en smaad). En hoewel onze ijverige schoonschrijver anderen graag mag beschuldigen van ‘het op de man spelen’, krijg ik steeds meer de indruk dat hij op zijn beurt zijn smalende taalgebruik uitstort over een hele groep mensen. Al geruime tijd namelijk vormen de mannen en vrouwen, die zich verbonden hebben aan het CDA, het mikpunt van spot, laatdunkendheid en (schijn)heilige verontwaardiging van de schrijver in kwestie. Beseft hij wel dat achter deze politici gewone mensen van vlees en bloed zitten, mensen met een gezin, ouders en kinderen? Mensen met iets meer uitgewerkte idealen, dromen en daadkracht dan de gemiddelde burger, anders ga je namelijk niet actief in de politiek. Nu hoeft hij van mij echt niet meteen van de schrik op de Christendemocraten te gaan stemmen (en eigenlijk liever ook niet op GroenLinks) maar asteblief zeg, een klein beetje meer respect voor een ander is toch niet teveel gevraagd?

 

Voor de onpartijdige politieke analist die hij beweert te zijn, is zijn adoratie voor de voorvrouw van de grootste lokale partij en voor haar metgezellen wel meer dan overduidelijk. Ik betwijfel eerlijk gezegd of deze partij nu wel zo blij moet zijn met zo’n fanatieke supporter aan de zijlijn. Het gaat in de politiek tenslotte, net als in de voetbal, nog altijd in de eerste plaats om het spel, de regels en een goede scheidsrechter en voor die laatste rol lijkt Louter nou niet bepaald in de wieg gelegd.

 

 

Gudy, het Groentje van Groen Links