De 50 zelfgemaakte, verticaal draaiende, windmolentjes zijn verwijderd door de gemeente.
GroenLinks Edam-Volendam had de molens op zaterdag 20 februari in het kader van de verkiezingscampagne opgehangen.
Maandagochtend vroeg heeft de gemeente echter alle* molentjes laten verwijderen, omdat er, volgens woordvoerder Kwakman, geen vergunning voor was aangevraagd. De gemeente handelt daarmee volgens GroenLinks wederrechtelijk, omdat de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) wel degelijk het plaatsen van voorwerpen "waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard" toestaat (artikel 2.10B, lid 2a)**. GroenLinks had de APV van te voren bestudeerd en op basis van juridisch advies geconcludeerd dat het aanvragen van een vergunning niet nodig was. Daarbij speelde mee dat GroenLinks eerder een slechte ervaring had met het aanvragen van een vergunning voor een ludieke actie op de autoloze zondag waarbij de officiële toezeggingen door de gemeente zelf niet werden nageleefd.
Volgens een woordvoerder liet de gemeente zich in het geval van de windmolentjes leiden door klachten vanuit het Zuideinde. Wat die klachten behelsden blijft echter onduidelijk. De molentjes waren zo geplaatst dat niemand er last van had en dat er geen verkeersgevaarlijke situaties ontstonden.
Het feit dat de gemeente zonder verder na te denken en zonder GroenLinks te informeren de onschuldige molentjes liet weghalen is een blunder van de eerste orde. De gemeente heeft zich overduidelijk laten leiden door politieke argumenten. In plaats van in verkiezingstijd te glimlachen om een ludieke actie van een politieke partij heeft men zijn oren laten hangen naar de eerste de beste schreeuwlelijk.
GroenLinks eist dat de molentjes door de gemeent zelf weer opgehangen worden.
Campagnecommissie GroenLinks Edam-Volendam, 22 februari 2010.
_________
*Één molentje hangt nog, wie vindt hem?
**Deze uitingen worden namelijk uitgezonderd van het verbod om "zonder voorafgaande vergunning van het college een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan" (artikel 2.10A, lid 1).