Vorig jaar rond deze tijd stond ik hier ook, onwennig, groen en nog van de prins geen kwaad wetend. Ik was tussentijds in de raad beland na het vrijwillig vertrek van onze voormalige fractievoorzitter Greta Blakborn en ik kreeg zodoende een jaar de tijd om me inhoudelijk en emotioneel voor te bereiden op de gemeenteraadsverkiezingen van 2014

In dit afgelopen jaar is er heel veel gebeurd op deze plek, en binnen dit gezelschap. In mijn prille loopbaan heb ik maar liefst vier wethouders het veld zien ruimen, totdat we uiteindelijk, in een soort van apotheose, zes weken voor de verkiezingen te maken kregen met een overgangscoalitie.  Bestaande uit twee interim wethouders uit de oppositiebanken en de burgemeester als vroede vaderfiguur.

De verkiezingscampagne heb ik ook overleefd en ik kan jullie vertellen, met name de nieuwe raadsleden,  dat viel nog niet mee. Ik was opgelucht toen het laatste overleg van onze campagnecommissie was gehouden, toen de laatste folder was geflyerd en de laatste stembiljetten op het stembureau waren geteld. Nu was het een kwestie van afwachten, jezelf overgeven en duimen voor een positieve uitslag.

Voor GroenLinks is de verkiezingsuitslag zeker gunstig te noemen, wij wisten onze twee raadszetels te behouden. Daarbij slaagden we erin om meer kiezers met ons programma en acties aan te spreken waardoor we ruim 600 stemmen meer dan 2010 binnenhaalden. Tijdens de campagne en in de media hoorde ik vaak mensen uitroepen dat ze beslist niet zouden stemmen. Waarom zouden ze die moeite nog nemen? Alle partijen behoren toch tot dezelfde slappe hap: in verkiezingstijd met veel bombarie van alles beloven en daarna zie en hoor je diezelfde raadsleden niet meer. Hoe overtuig je de burgers dat ze toch vooral moeten gaan stemmen, en dan ook nog op jouw partij. Hoe krijg je mensen zover om kleur te bekennen? Bij deze gemeenteraadsverkiezingen wilden heel veel burgers, vooral Volendammers, hun stem laten horen. Die grote opkomst zou eigenlijk moeten duiden op een roep voor een andere koers, een behoefte aan een ander beleid en een ander geluid. Maar vreemd genoeg laat deze verkiezingsuitslag  zien dat de stemmers uit Volendam vooral veel van hetzelfde willen. En dat krijgen ze dan ook: een coalitie met daarin in ieder geval twee partijen die zich voor 200% op Volendam richten en als hoofdthema continuïteit van bestuur propageren.

De raadsleden in de oppositiebanken krijgen een zware dobber, 7 tegen 14. Het lijkt een bijna onmogelijke opgave om nog enig tegengas te geven of je stem te verheffen tegen zo’n machtsblok. Maar ik houd wel van een beetje uitdaging en er blijven altijd middelen over om oppositie te voeren. Tijdens de verkiezingscampagne werd de oppositiepartijen, sommige raadsleden zelfs met naam en toenaam, verweten de sfeer in deze raadszaal te hebben verpest of te hebben verhard. Daar ben ik het in het geheel niet mee eens. Wanneer de oppositie tegen een collegevoorstel durft te stemmen, of wanneer de oppositie zich niet kan vinden in het collegebestuur of zelfs raadsmiddelen inzet als een motie van afkeuring of wantrouwen, dan heeft dat niets met sfeer verpesten te maken maar puur met oppositie voeren, met politiek bedrijven.

Ik sta hier als volksvertegenwoordiger, ik ben gekozen door een gedeelte van de burgers die vragen om een ander, een nieuw geluid. Het is mijn taak als raadslid om hun stem te laten horen. Daar ben ik trots op en daar ga ik me de komende anderhalf jaar met veel plezier en toewijding voor inzetten.