Vorige week werd in de NIVO in de rubriek ‘Op de plècht’ op pagina 7 mijn halve doopceel gelicht door het fameuze Volendammer duo Klaos en Wullem (wie kent ze niet?) die in smeuïg dialect mij onder meer omschreven als een vooraanstaande en volgroeide vrouw van GroenLinks. Mmm, mag ik dat opvatten als een compliment? Ja, dat mag ik en al mocht het niet, dan deed ik het toch. Alhoewel: die benaming van volgroeid zijnde, daar ben ik het nog niet helemaal mee eens. Maar misschien ben ik wel onnodig achterdochtig en bedoelen de beide heren gewoon dat ik volwassen ben en niet zozeer volslank. Okee, daar hebben we het nog wel eens over, laat ik niet bij voorbaat in de contramine gaan. Iedereen verdient een eerlijke kans en een hoor en wederhoor.
De titel van het stuk ‘Groen van jeloersig’aid was gedeeltelijk een verwijzing naar de kleur van mijn partij, dat snap ik. Maar die staat van afgunst waar de anonieme schrijver(s)/schrijfster(s) van deze rubriek op doelen is mij volkomen onbekend, die karaktertrek past niet bij me. Mijn beide ouders (God hebbe hun goede ziel) hebben hun zeven kinderen opgevoed met liefde en eerbied voor de kleine dingen van het leven. Zo leerden ze mij dat je geen groot huis of dure auto hoeft te hebben om gezien en gewaardeerd te worden. We worden allemaal even naakt en kwetsbaar geboren en gaan uiteindelijk allemaal ook dood, of je nou arm bent of rijk, slim of beetje simpel. Daarnaast werd ons het idee bijgebracht dat iedereen gelijkwaardig is, eerlijk zullen we alles delen en zelfs de Koningin moet poepen. Door die opgedane levensfilosofie is het deel uitmaken van mijn partij GroenLinks aan het college niet per se een voorwaarde voor opperst geluk en zaligheid. Integendeel, de eenvoudige ruwe bekleding van de oppositiebanken voelt na ruim een jaar van gemeenteraadslidmaatschap nog als zacht en aangenaam aan mijn achterste. ‘An me kont’, zou Anne van Pauw zeggen, mijn oma van vaderskant die in het artikel opgevoerd wordt als een gedecideerde dame die door de Volendammers nog vaak wordt geciteerd.
Ik heb lang getwijfeld of ik nu moest reageren op het ge-ergeweer van Klaos en Wullem die zich heel erg druk lijken te maken over mijn directe en open manier van communiceren. Ja, ik noem het beestje bij de naam en ja, ik neem geen blad voor de mond. En als ik een vraag heb of een opmerking wil maken, dan steek ik mijn vinger op en doe mijn zegje. Daarin lijk ik eigenlijk wel een beetje op de fractievoorzitter van Lijst Kras die voorheen luid en duidelijk in de NIVO en in de raadszaal blijk gaf van zijn grote zorg en ongenoegen over wat voor onderwerp dan ook. Maar nu is het oorverdovend stil geworden, de oppositie mist een ervaren luis in de pels. Dus nu moet dat minsie van GroenLinks een beetje harder jeuken en prikkelen om niet alleen de burgers scherp en wakker te houden, maar eigenlijk in de eerste plaats het college.
Tot slot nog dit: van mijn vader en indirect van mijn Jordanese oma heb ik ook geleerd om de mensen in de ogen te kijken, om me netjes voor te stellen met een ferme handdruk en mijn naam te noemen. Dat verwacht ik ook van de mannetjes Klaos en Wullem, die tot nog toe hardnekkig en angstvallig anoniem willen blijven.
Gudy van Pauw van Anne van Pauw (van den Hogen)